zondag, juni 12, 2022

Rudeboy: The Story of Trojan Records - Nicolas Jack Davies

Rudeboy: The Story of Trojan Records op IMDb (7,2)

Rudeboy: The Story of Trojan Records op Moviemeter (3,80)

Wat een ongelooflijk lekkere documentaire is dit. Toegegeven, ik ben een sucker voor ska en authentic reggae (heb me een maandje geleden toch weer laten verleiden tot een dik uur op de dansvloer bij een optreden van een ska-coverband), bij mij is deze muziek altijd als een goede vriend binnen gekomen. Maar ook als je het onafhankelijk bekijkt, is deze documentaire van een ongekende heerlijkheid: het raakt aan klassieke onderwerpen als "de stem van het volk" , immigratie en kolonialisme en vooral ook raciale ongelijkheid. 

Eind jaren 50, Jamaica is nog een Britse kolonie en de bevolking heeft het niet best. Armoede heerst, de enige luchtigheid die mensen er aan hun bestaan kunnen geven is door te dansen op muziek. Politieagent Duke "The Trojan" Reid stopt met zijn politiewerk en begint een eigen soundsystem: met zelf meegebrachte muziekapparatuur luistert hij feestjes op , oorspronkelijk nog alleen met Amerikaanse rhythm & blues-muziek maar al snel gaat hij op zoek naar authentieker lokaal geluid. Met muzikanten als Derrick Morgan, Toots Hibbert , Freddy Notes en Roy Ellis begint hij platen uit te brengen waarbij al snel de karakteristieke boem-tsjak ritmesectie voor de ontwikkeling van de ska zorgt. De liedjes bezingen de ruige wereld van de randcriminaliteit die voor veel jongeren de enige vorm van bestaan is, de term Rudeboys is geboren. 
Vanwege het succes op de feestjes van Duke Reid groeit het naar the Trojan vernoemde platenlabeltje al snel. Als in die periode de onafhankelijkheid van Jamaica op stapel staat, ontstaat er een emigratiegolf van mensen die in Groot-Brittannië een beter bestaan op denken te bouwen met minder geweld en meer kansen. De muziek emigreert mee, het label komt in London onder de leiding van de kundige zakenman Lee Gopthal. Er is maar één probleem: de traditionele radiozenders vinden de muziek maar niks: te etnisch, te militant, te politiek, te zwart. De sound verdwijnt naar de piratenzenders en lijkt een marginaal bestaan te gaan leiden, totdat.. totdat de skinhead-scene opkomt. Modieuze en politiek bewuste jongeren voor wie de kleur van je huid niet van belang is, belangrijker is wat je te zeggen hebt en belangrijker is welke expressie je daarbij kiest. De subcultuur slaat aan, de radiozenders zien het belang en er komt zowaar airplay voor het Trojan-repertoire. Sterker nog: er komen hits. "Double Barrel" , "Everything I own" , "The Israelites" . Vet lekkere muziek nog steeds, ik draai het vaak. 
Door de successen en de hits is Trojan gedwongen te groeien en te investeren en dat blijkt voor het label het begin van het einde. Verkeerd voorraadbeheer, foute zakelijke inschattingen: met zevenmijlslaarzen stevent men op een faillissement af. Het label is verdwenen, maar de muziek is er nog altijd. En hoe. 

Probeer voor de gein eens de playlist van de soundtrack van deze serie: als jij daarop stil kunt blijven zitten, dan heb je niks gemist aan dat faillissement. Krijgt de muziek je echter wel te pakken, dan heb je vrienden voor het leven. 

  FIN - song : Toots & the Maytals- Pressure drop

Geen opmerkingen:

There's always hope - Tim Lewiston

There's always hope op IMDb (5,0)   There's always hope op Moviemeter (1,88) Gewoon een zoetsappig filmpje, maar dat kon deze kijker...